Gevangen in de Methode? Zo ontsnapte ik met deze lesaanpak!

Zeven jaar geleden begon ik als leerkracht voor de klas. In het begin volgde ik de methode nauwgezet: op maandag les 1, op dinsdag les 2, en zo verder. Ik leerde de methode en de bijbehorende leerlijn steeds beter kennen. Wij werkten met Snappet, wat me hielp om inzicht te krijgen in de voortgang van mijn leerlingen. Naarmate de jaren vorderden, voelde ik me steeds zekerder in mijn lesgeven. Ik stond boven de lesstof en durfde eigen keuzes te maken. Bij iedere les keek ik kritisch naar het lesdoel en bepaalde ik welke leerlingen konden meedoen, wie een stapje terug moest doen of juist verder kon op de leerlijn. Dit gaf mij het gevoel grip te hebben op het rekenonderwijs en de behoeften van mijn leerlingen. Ik kon een eerder aan bod gekomen lesdoel versturen of deze doelen klaarzetten in het werkpakket van de leerlingen.

 

Een nieuwe uitdaging

Na zes jaar maakte ik de overstap naar een andere school. Hier werkten ze niet met Snappet, maar met WIG5 op papier. Ineens voelde ik me terug bij af. Ik draaide de lessen precies zoals de methode voorschreef, zonder veel ruimte voor differentiatie. In het begin dacht ik dat dit de manier was om de methode goed te leren kennen, maar al snel merkte ik dat ik vastzat in een patroon. De lessen werden snel beheerst door de groep en ik had een klas vol sterke rekenaars. Toch gaf ik les volgens het boekje, niet omdat mijn leerlingen die instructie echt nodig hadden, maar omdat het nu eenmaal zo in de methode stond. Ik voelde me weer een methode-slaaf, terwijl ik juist de vrijheid wilde om mijn onderwijs aan te passen aan mijn groep.

 

Het roer om: instructie afgestemd op de klas

Dit besef zette me aan het denken. Waarom gaf ik instructie aan kinderen die de stof al begrepen? Waarom bepaalde de methode hoe mijn lessen eruitzagen, en niet de behoeften van mijn leerlingen? Ik wist dat het anders moest. Ik wilde mijn rekenonderwijs afstemmen op mijn klas en niet op een boek. Ik ging op zoek naar een manier om mijn lessen beter te laten aansluiten bij wat mijn leerlingen echt nodig hadden. Ik sprak met collega's, de rekencoördinator en las vooral veel vakliteratuur over doelgericht en effectief rekenonderwijs. Steeds kwam ik uit bij één oplossing: formatief toetsen. 

 

Formatief toetsen

Formatief toetsen is een manier van toetsing waarbij de focus ligt op het leerproces en niet op het eindresultaat. In plaats van een toets te gebruiken om een cijfer te geven (zoals bij summatief toetsen), wordt formatieve toetsing ingezet om inzicht te krijgen in de ontwikkeling van leerlingen. 

Formatief toetsen bestaat uit een cyclisch proces van vijf stappen:

  • Doelbepaling – Wat moeten de leerlingen leren?

  • Informatie verzamelen – Door middel van toetsmomenten wordt inzicht verkregen in de voortgang van de leerling.

  • Analyseren – De leerkracht bekijkt de resultaten en bepaalt wat de volgende stap moet zijn.

  • Feedback geven – Leerlingen krijgen gerichte feedback over hun leerproces en weten waar ze aan kunnen werken.

  • Aanpassen van instructie – De leerkracht stemt de lessen af op basis van de verkregen inzichten, zodat elke leerling de juiste ondersteuning krijgt.

 

Mijn proces

Toen ik eenmaal voor mezelf op een rijtje had hoe ik dit in de praktijk wilde vormgeven, bedacht ik een manier om in één oogopslag inzicht te krijgen in wat mijn leerlingen al beheersten. Ik ontwikkelde een Blok EXIT-ticket: een korte toets met enkele representatieve opdrachten per leerdoel. Dit ticket nam ik af vóór de start van een nieuw blok. Hierdoor kreeg ik niet pas halverwege het blok inzicht in de niveaus van mijn leerlingen, maar direct vanaf het begin. De resultaten gaven mij richting in mijn blok voorbereidingen. Sommige doelen bleken al door de meeste leerlingen beheerst te worden, waardoor ik deze lessen kon inkorten of overslaan. Andere doelen vroegen juist om extra instructie, soms alleen voor een deel van de groep.

 

Meer grip en effectiviteit in de rekenles

Door formatief toetsen in te zetten aan het begin van een blok, kreeg ik niet alleen inzicht in de sterke en zwakke punten van mijn leerlingen, maar kon ik ook een veel effectievere lesplanning maken. In plaats van klakkeloos alle lessen uit de methode te volgen, bepaalde ik op basis van de toetsresultaten welke instructies echt nodig waren. Sommige doelen konden beknopter worden behandeld of zelfs worden overgeslagen, terwijl andere juist extra aandacht verdienden. Dit voorkwam dat leerlingen herhaaldelijk instructie kregen over onderwerpen die ze al beheersten, wat hun motivatie en betrokkenheid vergrootte.

Dankzij deze aanpak werd mijn onderwijs veel doelgerichter. Ik gaf niet langer instructie omdat het in de methode stond, maar omdat mijn leerlingen het echt nodig hadden. Dit gaf mij de ruimte om bewuster te differentiëren en flexibel om te gaan met de leerlijn. Ik creëerde een blokthema-planning waarin ik precies kon bepalen welke lessen ik gaf en hoe ik mijn instructie indeelde.

Ik voel mij weer de expert in mijn eigen vak.